Search for:
spinner

Asko Kamerkoor || De Link Tilburg

za 24 okt 2015

Het Asko Kamerkoor is een van de meest avontuurlijke ensembles die Nederland rijk is. Het koor schrikt niet terug voor het doorwrochte experimentele werk en durft ook theatrale elementen in hun concerten in te bouwen. Op zondagavond 18 oktober was het Asko Kamerkoor onder leiding van Jos Leussink te gast bij De Link in Tilburg. Onder de noemer ‘onalledaagse kamermuziek’ presenteert deze ruimdenkende en initiatiefrijke concertorganisatie uit Tilburg een kloeke reeks concerten met eigentijdse muziek in het sfeervolle Cenakel. Onder anderen componisten Merijn Bisschops en Nicoline Soeter zetten hun schouders onder deze inmiddels onmisbare concertreeks in het zuiden des lands. (informatie: www.delink.nl)

claude-vivier-1

Foto: Claude Vivier.

 

Het Asko Kamerkoor was helemaal op zijn plek in de ruimtelijk klinkende kapel van het Cenakel. Het koor gebruikte de hele vloer van de zaal in twee intrigerende, rituele koorwerken. Onder de overkoepelende titel ‘Passages’ werden twee werken gepresenteerd die de gemeenschapsspirit van de vrijgevochten jaren zestig en zeventig uitademde. Mystieke, raadselachtige koormuziek met een fysieke uitstraling waarbij het ritueel van leven en dood gevierd wordt. De voorstelling werd dan ook theatraal geënsceneerd door koorlid en theatermaker Sandra Macrander.

 

Afgetrapt werd er met een koorwerk van recente datum, ‘Nous le chant III’ (2015) van de Nederlandse componist Willem Boogman. Een ronduit merkwaardig werk voor koor, accordeon, orgel en keyboard. Als basis voor zijn libretto nam Boogman is samenspraak met Macrander een negental poëtische teksten van de Franse dichter Henri Meschonnic (1932-2009). Gedichten waarin het levensritueel vol ontmoetingen en persoonlijke worstelingen bezongen wordt. Boogman benadrukt de klankpoëzie van deze moderne, mystieke teksten. De componist verpakt ze in verrassend aardse melodieën en ritmes die hij ontleend heeft aan bekende en minder bekende popsongs. Boogman was ditmaal vooral geïntegreerd door de wijze waarop eigentijdse popartiesten als Joanna Newsom en Cocorosie op eigenzinnige wijze stoeien met aloude popsjablonen. De goede verstaander hoort in het half uur durende stuk van Boogman onder meer flardjes Soft Machine’s ‘Out-Bloody-Rageous’, Canned Heat’s ‘On the road again’ en Kraftwerk’s ‘Autobahn’ passeren. Deze curieuze koormuziek heeft de onbekommerde uitbundigheid die aanschuurt tegen het idioom van grensoverschrijdende seventies acts als Magma en Frank Zappa.

 

Het continu in beweging zijnde koor gaat helemaal op in de veelkleurigheid van Boogmans partituur. Van kleine rondedansjes tot bezwerende rituele handelingen met de handen en armen. Op het podium krijgt het koor bovendien gezelschap van accordeonist Vincent van Amsterdam die op een rolstoel voortgeduwd wordt. Hij is de gelouterde protagonist van het stuk die aan het eind op miraculeuze wijze eventjes uit zijn stoel opstaat. Niet alle vondsten zijn even sterk, maar de passage waarin de koorleden continu klikgeluiden voortbrengen onder begeleiding van een melancholische accordeonmelodie is zeker een van de hoogtepunten.

 

Indrukwekkend is de uitvoering van ‘Musik für das Ende’ (1971) van de Canadese componist Claude Vivier (1948-1983). Een klankritueel voor twintigkoppig koor met slagwerk. Vivier schreef het als een in memoriam voor een vriend. Het drie kwartier durende werk beschrijft op ceremoniële wijze de overgang van leven naar dood, waarin de mensheid via een gezuiverde staat uiteindelijk weer één wordt. Thema’s die Vivier voor een belangrijk deel uit het oosten heeft opgepikt. Zijn ‘Musik für das Ende’ is ook te zien als een voorstudie van zijn latere klassieke muziektheaterwerken ‘Kopernikus’ en ‘Marco Polo’ waarin een gelouterd individu leven en dood overstijgt. ‘Musik für das Ende’ is lang op de plank blijven liggen. Jos Leussink vertelt vooraf dat het werk recent nog in Duitsland in première is gegaan, maar dat hij daar niet zo over te spreken was. Het Asko Kamerkoor presenteert in ieder geval een nieuwe, sublieme versie. Leussink maakte overigens kennis met Vivier tijdens zijn studie Sonologie in Utrecht. “Een ware spring-in-het-veld, beetje adhd typetje, maar vol briljante ideeën”, herinnert Leussink zich.

 

De aankleding is sober gehouden. Het koor is verdeeld in twee strakke rijen van vijf vocalisten die al naar gelang het stuk vordert, elkaar steeds meer naderen. Ieder vocalist neemt een slagwerkinstrument ter hand, waaronder een buisklok, handbellen of woodblock. Langzaam stijgt een etherisch, statisch stemmenweefsel door de ruimte die door korte ritmische signalen wordt onderbroken. Af en toe vang je een gesproken flard Nederlands op, als herinneringen die zich aan je opdringen. Prachtig is het moment dat een onzichtbaar schaduwkoor in de coulissen van het Cenakel haar gregoriaanse gezang op laat gaan in de zangrituelen van het hoofdkoor. Als de tien vocalisten elkaar treffen en een cirkel vormen, verschijnt er een vrouwelijke protagonist die luidkeels roept: ‘Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik naar toe?’. Wanneer het voorheen onzichtbare Gregoriaanse koor de zaal binnentreedt stort de vrouw zich ter aarde en wordt opgenomen in de cirkel van koorleden. Zeer intrigerend om te zien dat Vivier al zo vroeg zo’n voor hem zo karakteristiek koorwerk heeft geconcipieerd, en bovendien bewonderenswaardig uitgevoerd door het Asko Kamerkoor.

 

*Dit werk van Vivier is nog live te horen op zaterdag 25 oktober, 22.15 uur in Der Aa-kerk Groningen (SoundsofMusic festival)

 

In de komende periode zijn er onder meer concerten van To Be Sung (dinsdag 3 november) en pianist Reinier van Houdt (dinsdag 1 december).

 

Programmamaker Thema; Mark van de Voort.