Ze komen uit totaal verschillende muziekculturen maar hebben elkaar alweer jarenlang gevonden.
Eef Albers groeide op in Rhenen, aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug. Als puber wist hij al dat de gitaar zijn instrument werd, en anders dan zijn generatiegenoten koos hij uiteindelijk voor de fusion en niet voor de ‘zuivere’ rock. Zo werd hij vanaf de jaren zeventig een veelgeziene sessiegitarist in de vaderlandse fusionwereld.
Ruud Breuls kwam ter wereld in Urmond, een dorpje aan de Maas. Zoals het een Limburger betaamt leerde hij trompetspelen in de plaatselijke harmonie. Een plaat van good old Count Basie leerde hem dat je op een trompet nog veel meer kunt spelen dan operettewalsen en marsmuziek. Breuls ging naar het westen om aan het conservatorium verder te studeren.
Uiteindelijk werd Breuls docent aan het Conservatorium van Amsterdam. Daar ontmoette hij Eef Aalbers, elf jaar ouder en al werkzaam aan het conservatorium toen de jazzafdeling nog in Hilversum zat. En zoals dat meestal gaat: bij een gedeelde muzikale interesse waren de heel verschillende achtergronden geen bezwaar meer.
Anno 2003 schitteren de twee – Albers de veteraan, en Breuls de relatieve nieuweling – samen op North Sea Jazz. Een ritmesectie die hen ondersteunt maakt de bezetting tot een kwintet. De vijf houden duidelijk niet van half werk, maar houden ervan het materiaal van een nummer helemaal uit te wonen. Op de lijst staan slechts vier nummers, die allemaal afklokken boven het kwartier. Het repertoire komt van helden als Horace Silver en Cedar Walton.