Brahms kennen we vooral van zijn orkest- en kamermuziek, en misschien van Ein deutsches Requiem. Er is echter veel meer vocale muziek van deze hoogromanticus.
De liedkunst en de koorzang stonden in de negentiende eeuw op grote hoogte, en er was veel vraag naar werken voor mannenkoor en piano. Brahms, die natuurlijk ook moest eten, componeerde vlijtig voor deze modieuze bezetting.
In de twintigste eeuw raakten Brahms’ vocale werken op de achtergrond. Die hele mannenkoorcultuur, dat vonden we maar oubollig. Wat de teksten betreft hadden de twintigste-eeuwers misschien een punt. Maar de muziek? Brahms is een veel te goede en perfectionistische componist om oubollige muziek te schrijven. Ook zijn liefdesliederen staan in onze tijd nog als een huis.