Telemann werd twee eeuwen lang weggezet als veelschrijver. Nu wordt hij geëerd als een onuitputtelijke bron aan mooie muziek.
Georg Philipp Telemann (1681-1767), tijdgenoot van Bach en Händel en een van de populairste componisten van zijn tijd, was een uiterst vruchtbaar componist. Het aantal werken dat hij schreef is nauwelijks te overzien. Na zijn dood was hij echter heel snel vergeten, omdat zijn stijl intussen wel uit de mode was. In de eeuwen die volgden werd hij steevast ongunstig afgezet tegen de grote Bach. Mensen die amper een noot van hem kenden, noemden hem steevast een oppervlakkige veelschrijver die de moeite van het uitvoeren niet waard was.
Pas na de Oorlog werd zijn muziek weer echt serieus bekeken. Toen bleek dat de waarheid toch wel een beetje genuanceerder lag. Er waren misschien wel een paar kerkelijke cantates waarin de man zich er gemakkelijk had afgemaakt, maar verder… vooral in zijn instrumentale werken toont Telemann zijn oneindige inspiratie. In een paar uur wist hij steeds weer de mooiste muziek te produceren, zonder dat het een moment routineus ging klinken. Zijn sonates, suites en concerten kun je bijna blind uitvoeren: allemaal zijn ze de moeite waard.
Ensemble Diamanté, een kwartet bestaande uit vooral Japanners, trekt hier weer een vers blik Telemann open. Vijf sonates, gelijkaardig in opzet maar elk met een eigen persoonlijkheid, een zingende melodie, briljante afwerking en nu en dan een geniale vondst die het werk onderscheidt van zijn zusters. Werken die aantonen dan Telemann niet ‘meer van hetzelfde’, maar gewoon ‘altijd goed’ is.