Sjostakovitsj schreef vijftien strijkkwartetten. Toch is alleen het achtste echt populair geworden.
Het werk stamt uit 1960, een moeilijke tijd voor de componist. Hij was zijn hele carrière lang al ingezet voor socialistische propaganda, maar had zich nu ook bij de Partij aangesloten. Met frisse tegenzin, want Sjostakovitsj was liever vanaf de zijlijn betrokken gebleven. De componist werd nu naar Oost-Duitsland gestuurd, waar hij de herdenking van het bombardement op Dresden bijwoonde.
Het werk is opgedragen “aan de slachtoffers van fascisme en oorlog”. Een nobel doel waarmee Sjostakovitsj het heus wel eens was. Maar de muziek wijst in een andere richting. Het stuk bestaat grotendeels uit citaten van zijn eerdere werken. Voor een werk ter nagedachtenis aan oorlogsslachtoffers is dat wel erg egocentrisch. Net zo egocentrisch als het DSCH-motief in het eerste deel – een muzikale handtekening. Was de opdracht een poging om de persoonlijke aard van dit stuk te verstoppen achter een politieke insteek?