Genre: Romantiek
Componisten/uitvoerenden: Antonín Dvorák | Johannes Brahms | Leos Janácek | Ludwig van Beethoven
Opnametechniek: Cees Sterrenburg
Beethovens Kreutzersonate maakte school. Als het stuk wordt gespeeld, denken we er van alles bij.
Beethoven wilde het gaan maken als pianist en componist in de geest van Mozart en Haydn. Maar hij werd langzaamaan doof (weg pianocarrière) en hij had net niet het melodische talent van Mozart. Beethoven moest het van iets anders hebben: hij maakte van muziek, voor het eerst in de geschiedenis, de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Gevoelige muziek drukte niet zomaar gevoel uit, maar het gevoel dat de componist bij het scheppen onderging. En heel belangrijk: het werd uitgedrukt op de manier die de componist de juiste vond, niet naar de smaak van het publiek.
Zo werd Beethoven de grote vernieuwer. Hij flikte het in zijn symfonieën, in zijn strijkkwartetten, in zijn pianosonates maar ook in zijn vioolsonates. Hoewel hij, net als in alle genres, voortbouwde op wat Mozart en Haydn al gedaan hadden, tilde hij de vioolsonate echt wel naar een hoger niveau. De Kreutzersonate wordt gevierd als een mijlpaal – en als aanleiding tot een programma. Tolstoj schreef zijn beroemde, gelijknamige novelle over het stuk. Die was zo indringend dat Leoš Janáček zelf weer een strijkkwartet naar aanleiding van de novelle schreef. Om het helemaal af te maken schreef Margriet de Moor ooit een boek over dat strijkkwartet. Beethovens Kreutzersonate bracht met zijn beeldende muziektaal een complete estafette op gang!
Later in de negentiende eeuw, toen Beethoven allang dood was, gingen mensen ruzie maken over zijn erfenis. Er waren Brahmsianen en Wagnerianen, traditionelen en grote vernieuwers. Antonín Dvořák hoorde bij de Brahmsianen. Zijn symfonieën en strijkkwartetten danken veel aan de traditie. Maar haast evenveel dankt Dvořák aan zijn moederland. Hij was Bohemer, geen Duitser, en wilde absoluut een eigen draai aan zijn muziek geven. Dus lijfde hij twee Karpatische dansen bij zijn muziek in. Het tweede deel van zijn Pianokwintet opus 81 is een dumka, een klaaglijk lied dat vooral in de Oekraïne grote populariteit kende. Het derde deel is een furiant, een – inderdaad – furieuze dans. Dvořák maakt er nog een heel gestileerde vorm van, want eigenlijk hoort die dans in vijfkwartsmaat (2+3) te gaan. Maar dat was meer dan de oren van het negentiende-eeuwse concertpubliek aankonden…