Hariprasad Chaurasia moest worstelaar worden, maar de muziek lag hem beter. Gelukkig voor ons zette hij door.
De biografie van Hariprasad Chaurasia leest als wel meer muziekbiografieën. De man kwam niet uit een muzikale familie, maar hij toonde al vroeg muzikale interesse en aanleg. Zijn moeder was vroeg overleden; zijn vader zag niets in de muziek en wilde dat zijn zoon worstelaar werd. De rest laat zich ook raden: Hariprasad kon niet goed worstelen en leerde zichzelf in het geheim spelen. Zijn keuze viel op de bansoeri, de Indiase bamboefluit. Jaren later schopt hij het tot het Tropenmuseum in Amsterdam en kunnen de muziekliefhebbers zich gelukkig prijzen dat Chaurasia het worstelen liet voor wat het was.
Liever worstelt deze fluitist met de Indiase raga’s, een worsteling waaruit hij glansrijk bovenkomt. Chaurasia kiest er twee uit. Eerst buigen hij en zijn begeleiders zich een uur lang over Sandhya Shree, een variant op raga Shree. Dit is een raga voor de avond, statig en waardig van aard. Daarna volgt raga Kalaranjani. Daar moesten we even wat langer naar zoeken: het blijkt een raga die Chaurasia zelf heeft uitgevonden. De precieze details kennen we niet, maar een variant op het aloude Shivaranjani, een raga voor de nacht, ligt voor de hand.
Chaurasia licht zijn beide bijzondere raga’s van tevoren toe. De luisteraar kan deze inleidingen desgewenst overslaan.