Genres: Barok | Rococo / preklassiek
Componisten/uitvoerenden: Antonio Vivaldi | Domenico Scarlatti | Georg Friedrich Händel | Georg Philipp Telemann | Johann Joachim Quantz | Johann Sebastian Bach | Wilhelm Friedemann Bach
Tussen 1700 en 1750 ging de muziek behoorlijk over de kop. Niet in één keer, maar in kleine stapjes.
Italië kwam in die tijd – niet voor het eerst, en ook niet voor het laatst – in de mode. Beneden de Alpen waren nieuwe soorten melodieën en akkoordprogressies opgekomen. De Duitse muziek klonk er maar stoffig bij. Niet zo vreemd dus dat Duitse componisten die stijl en masse overnamen. Sommigen probeerden de nieuwe verworvenheden nog te paren aan het goede van de Duitse muziek. Bach was zo’n componist. En laat dat nu net het verwijt zijn dat zijn tijdgenoten hem maakten: dat hij nog met één been in de zeventiende eeuw stond. Nee, dan Telemann, die klonk tenminste fris, modern en helemaal Italiaans.
Tegenwoordig denken we daar eerder andersom over. Bach wordt bewonderd als het begin en einde van alle muziek, en Telemann wordt uitgemaakt voor oppervlakkige veelschrijver. Natuurlijk is de werkelijkheid veel genuanceerder. Telemann was een melodisch talent dat op zijn beste momenten voor geen enkele collega onderdeed. En die ook serieus veeleisende muziek kon schrijven. Zijn weinig bekende sonates voor hobo solo bijvoorbeeld.
Na Bach en Telemann begint de rococo – de stijl van onder meer Bachs zoon Wilhelm Friedemann. Deze tijd heeft zijn reputatie al helemaal tegen. En ja, het klopt: rococomuziek is vaak simpel van opzet en populistisch van klank. Maar laten we één ding niet vergeten: dit was het soort muziek waarmee Mozart en Haydn opgroeiden. Hun weergaloze meesterwerken wortelen in de rococomuziek, en als je goed luistert haal je dat er zeker wel uit.