Genres: Piano | Romantiek
Componisten/uitvoerenden: Béla Bartók | Edvard Grieg | Franz Liszt | Leos Janácek
Noorwegen heeft één grote componist: Grieg. Daar word je als Noors pianist bijna verplicht toe aangetrokken. Maar dan? Wat doe je verder?
Håkon Austbø, die onder meer bekend werd van zijn vele opnamen voor het label Naxos, heeft de Noors gekleurde stukken van Grieg talloze keren door zijn vingers voelen gaan. De springerige dansen en melacholieke mineurmelodieën uit de Noorse volksmuziek waren voor Grieg genoeg om zijn geheel eigen draai te geven aan de romantische traditie waarvan hij erfgenaam was.
Ook in andere landen probeerden componisten hun nationale draai te geven aan de dominante, Duitse cultuur. Liszt baseerde zijn Hongaarse rapsodieën op de zigeneurmuziek, die – dacht hij – de Hongaarse oermuziek waren. Béla Bartók bewees zijn ongelijk: hij ontdekte bij veldwerk een schat aan boerenliederen in het vreemdste idioom, nog door geen enkele stadse trend beroerd. Daar baseerde hij dan weer zijn muziek op. Bartóks stijl veranderde er als bij toverslag door: van een volbloed romanticus werd hij ineens een ritmisch modernist in de geest van Stravinski.
Ook het werk van Leoš Janáček heeft Austbø al vaak mogen spelen. Janáček zit een beetje tussen Liszt en Bartók in. Hij verdiepte zich wel in de echte volksmuziek van zijn land – in zijn geval de Bohemen – maar dat was geen redenen om zijn stijl radicaal te veranderen. Dat werd later wel de Tsjechische taal op zich, maar zijn instrumentale muziek bleef daar grotendeels van verschoond. Zo klinkt zijn pianowerk sierlijk en romantisch, maar af en toe wel vreemd.