Componisten/uitvoerenden: Attilio Ariosti | Christoph Bernhard | Dieterich Buxtehude | Franz Tunder | Johann Hermann Schein | Johann Joseph Fux | Samuel Scheidt
Opnametechniek: Sabrina ter Horst
Zo nu en dan valt er wat te treuren in het leven. Op zulke momenten komt religie meer dan ooit kijken.
Godsdienst is een schone zaak, maar of ze het mensdom nou veel vermaak biedt? Zeker bij de reformatoren viel er weinig te lachen. De mens deugt niet en moet vol aan de bak om niet in de hel te komen. De focus kwam flink op de nare kanten in het leven te liggen. Dat was niet alleen in ons ‘eigen’ calvinisme zo, maar ook bij de lutheranen.
Toch was er één groot verschil tussen Luther en Calvijn: waar Calvijn muziek nauwelijks een plaats in de dienst gunde, zag Luther – zelf groot muziekliefhebber en amateurcomponist – niet in waarom de duivel (de katholieke kerk dus) alle mooie muziek moest hebben. Zodoende bleven lutheraanse diensten volop kerkmuziek gebruiken.
In de zeventiende eeuw was Duitsland verdeelder dan ooit. De godsdienstkwestie was uitgelopen in de Dertigjarige Oorlog – een massale moordpartij die sommige streken nooit meer te boven zijn gekomen. Voor velen reden om bezinning te zoeken in het geloof – en om bijbehorende muziek te schrijven. In de muziek had intussen een nieuwe stijl zijn intrede gedaan, de barok. Een stijl die door de lutherse kerk met open armen ontvangen werd, want nu was de muziek veel expressiever en verstaanbaarder dan eerst. Tegen die achtergrond horen we diverse lutherse klaagzangen. Psalm 137 (“An Wasserflüssen Babylon”), of psalm 129 (“Aus der Tieffe”) bijvoorbeeld. Als aanvulling horen we ook treurzangen van de andere (katholieke) kant, en treurige instrumentale muziek uit dezelfde tijd.