Het was oorlog, het was winter en de musici waren gedeporteerd naar het oosten. Het einde der tijden leek nabij.
Olivier Messiaen was niet joods en hield zich ook ver van gewapend verzet. Toch ontkwam hij aan het begin van de Duitse bezetting niet aan internering. Al spoedig moest hij op transport naar het bezette Polen, waar hij in barre omstandigheden de winter doorbracht. Daar componeerde hij zijn bekendste en meest gespeelde werk: het Quatuor pour la fin du temps, het kwartet voor het Einde der Tijden, voor piano, viool, klarinet en cello.
Binnen de narigheid van een kamp in de ijskoude winter had hij het goed. Hij wist aan muziekpapier te komen en kreeg het werk zelfs gespeeld. Daarmee had hij geluk, want over het algemeen waren de nazi’s bepaald geen fans van moderne muziek. Niettemin deed de kampcommandant zijn best om de benodigde instrumenten in het kamp te krijgen. De piano was ontstemd en bijna onstembaar, met allerlei niet werkende toetsen. De cellist beweerde later dat hij op een cello met drie snaren had moeten spelen, wat de componist trouwens tegensprak en wat door een blik op de noten ook zeer onwaarschijnlijk lijkt.
Veertig jaar na de oorlog, in de confortabele warmte van de Concertzender-studio, spelen vier musici dit kwartet. Vier destijds jonge musici, die je betrekkelijk vaak in ons archief tegenkomt en die je in het concertcircuit nog regelmatig tegen het lijf loopt.