Genre: Barok
Componisten/uitvoerenden: Alessandro Grandi | Antonio Vivaldi | Constantijn Huygens | Dieterich Buxtehude | Dietrich Buxtehude | Georg Böhm | Girolamo Frescobaldi | Heinrich Schütz | Johann Jacob Froberger | Luzzasco Luzzaschi | Stefano Landi
De zeventiende eeuw blijft voor veel luisteraars een gesloten boek. Ruth Rainero en Rien Voskuilen staan klaar om dat boek voor u te openen.
Rond 1600 had de wereld het wel gezien met de missen, motetten en madrigalen van de renaissance. Hoe prachtig deze muziek ook was, genoeg is genoeg. Er kwam een nieuw begin: één, heel soms nog twee stemmen en een begeleiding was voortaan genoeg. Die vrije stem moest elke emotie vrijelijk (en smartelijk) kunnen uitdrukken. Muziekinstrumenten werden bovendien veel belangrijker. Dat alles is, in het kort de essentie van de barok.
Leuk bedacht, maar je hebt verschillende soorten barok. Wat wij kennen van laten we zeggen Bach en Vivaldi, dat is laatbarok. De vroeg- en hoogbarok wijken daar behoorlijk van af. Hoe dan precies? Dat is een technisch verhaal. Laten we het erop houden dat de muziek zich doorontwikkelde, dat componisten de hele zeventiende eeuw nieuwe manieren vonden om de muziek nog weer pakkender, vloeiender, ‘lekkerder’ te maken. Rond 1700 waren ze daarmee klaar. Muziek tussen 1600 en 1700 klinkt daarom in onze oren wat statisch en wat hoekig.
Maar aan deze keur van vocale en instrumentale stukken kun je moeilijk weerstand bieden. We beginnen en eindigen met Italiaanse madrigalen-nieuwe stijl (eigenlijk gewoon liederen). Tussendoor horen we ook geestelijke muziek (katholiek en lutheraans), en horen we hoe de Duitse klaviermeesters via de achterdeur de polyfonie weer binnenhaalden. Er doet één Hollander mee: niemand minder dan Constantijn Huygens.