Componisten/uitvoerenden: Alfred Schnittke | Felix Mendelssohn Bartholdy
Opnametechniek: Sabrina ter Horst
Hoogte krijgen van Schnittke is nog niet zo eenvoudig. Is het nostalgie? Spot? Wanhoop?
De Russische componist Alfred Schnittke (1934-1998) kwam in de laatste jaren van de Sovjet-Unie als een raket op. Wereldberoemd werd hij met zijn typisch postmoderne muziek waarin talloze stijlen met elkaar botsen en de luisteraar in verwarring achterlaten. Hij drijft de neoklassieke ironie van de late Sjostakovitsj op de spits door niet alleen elementen, maar kant-en-klare stijlcitaten uit de muziek van vroeger over te nemen. Als luisteraar denk je voortdurend: wat krijgen we nou? Is dit een grap? Een zogenaamde handreiking aan het publiek dat steeds maar weer om herkenning roept? Een indruk van een kunstenaar die door een overladen verleden geblokkeerd raakt? Of treurt de componist misschien zelf over de problemen van de moderne muziek, en droomt hij van een tijd dat het allemaal nog mooi en eenvoudig mocht zijn? Van alles een beetje, waarschijnlijk. Feit is dat Schnittke met zijn oeuvre de soundtrack van zijn tijd maakte, waarin alles kon en mocht en vooruitgang een holle frase was geworden.
Hoe anders is dat bij Mendelssohn. Deze componist is een epigoon van het Biedermeiertijdperk. Zijn talent niet te na gesproken bedient hij vooral het burgerlijke publiek, dat nu meer en meer naar concerten komt. De invloed komt van de Weense klassieken, maar Mendelssohn vindt het moeilijk om die giganten nog te overtreffen. Liever probeert hij het hoge niveau van deze componisten in stand te houden. Lyriek is daarbij het toverwoord. Mendelssohn rijgt mooi melodieën op zo’n manier aaneen dat de eenheid bewaard blijft en de spanningsboog niet breekt.