Tegen het eind van het Bachjaar 1985 speelde Theo Olof, een van Nederlands grootste violisten, nog even het volledige vioolsolowerk van Bach.
1985 was Bachs driehonderdste geboortejaar en dat werk flink gevierd. Dat jaar hebben we heel wat Bachconcerten opgenomen. Omdat we vooral kleine concerten opnemen, hebben we zijn kamermuziek heel wat keren voorbij zien komen.
Een week eerder, op 12 november, was Olof al langsgekomen voor drie van de zes solowerken waarmee Bach de viool bedacht heeft. Dat concert kunt u eveneens bij ons op de website vinden. Nu waren de drie andere werken aan de beurt. Tegenover de heldere Partita nr. 3 in E, BWV 1006, met zijn vlotte dansritmes, staan de sombere Sonate nr. 2 in a, BWV 1003 en de onvermijdelijke afsluiter: de Partita nr. 2 in d, BWV 1004. Dit strenge werk, vermoedelijk het eerste van de serie dat Bach schreef, transformeert de dansritmes in ernstige voordrachtstukken. De afsluitende chaconne, met zijn abnormale lengte, oneindige fantasie en weergaloze spanningsboog, is niet alleen de kroon op deze partita, maar op Bachs complete kamermuziek – en misschien wel het allerbeste werk dat hij ooit schreef. Uitgevoerd door de oude Theo Olof – subliemer wordt het niet!