Genre: Barok
Componisten/uitvoerenden: Giovanni Paolo Foscarini | José Marin | Santiago de Murcia
Opnametechniek: Joost Kist
Al in de zeventiende eeuw vond de gitaar zijn weg buiten Spanje.
Wat een uitvinding hè, de gitaar! Akkoord, het wiel, de wc-pot en de paperclip mogen we ook niet uitvlakken, maar de gitaar staat daar qua belang en betekenis wel ergens tussen. Eind zestiende eeuw ontwikkelde het instrument zich uit de vihuela. Het werd meteen in heel Spanje populair. Daarbuiten liep het nog niet onmiddellijk storm: Europa boven de Pyreneeën had de luit en die ontwikkelde zich in de nieuwe eeuw vrolijk door. Pas vanaf de negentiende eeuw zou dit instrument stormenderhand de wereld veroveren, om in de handen van elke liedjeszanger en popmuzikant te eindigen.
Maar… in Italië vond het instrument hier en daar al ingang. Misschien kwam het door de Spaanse heerschappij in een deel van Italië, maar hier en daar verschenen al composities die expliciet om een ‘chitarra spagnola’ vragen. Het instrument is gemakkelijker te bespelen dan de luit, en zijn karakteristieke klank trok veel Italianen aan. Zij zagen in Spanje een warmbloedig, buitenissig land waar het klassieke, overbeschaafde Italië nog van kon leren leven. De chaconne, de romanesca, de sarabande, dat is allemaal Spaans – en dat kon op een gitaar best een beter klinken.
In dit programma schakelen zangeres Maria-Luz Alvárez en gitarist Lex Eisenhardt vrolijk tussen Madrid en Venetië, tussen vocaal en instrumentaal, tussen wellustig getokkel en smartelijke zanglijnen. Verschillen vallen op, overeenkomsten nog meer.