Search for:
spinner

Joseph Haydn: Sonnenquartette opus 20 deel II

zo 27 sep 2020
Thema: Klassiek
Genre: Klassiek
Componist: Joseph Haydn 1732-1809

door Thijs Bonger

De nieuwsbrief van juli stond in het teken van de zon. Aanleiding voor aandacht aan Haydns revolutionaire en trendsettende zes strijkkwartetten opus 20. Nummer 1 uit die reeks is al uitgebreid aan de orde geweest. En nu is het de beurt aan nummers 2, 3 en 4. Democratie en gerechtigheid in strijkkwartettenland!

 

En dat is twee

Een feest voor cellisten, dit tweede kwartet, in C gr. Vóór Haydn dit stuk schreef moesten ze vrijwel altijd genoegen nemen met de onopvallende baspartij. Maar hier liggen de zaken anders. Meteen in het openingsdeel neemt de cellist het voortouw en speelt de melodie hoger dan de tweede viool. De altviool neemt de baspartij voor zijn rekening. Hierdoor ontstaat een ongebruikelijke klankkleur die aandacht afdwingt. Boven het tweede deel staat ‘Capriccio’, waarmee Haydn wil aangeven dat hij hierin zijn fantasie de vrije loop laat. Na de merkwaardige en plechtige inleiding met veel trillers mag de cello alweer de melodie spelen. Wat daarna volgt doet denken aan een deel uit een barokopera, compleet met smartelijke aria’s en recitatieven. Haydn is in dit deel zo lekker bezig dat hij het moeilijk vindt om er een passend slot voor te verzinnen. Daarom schrijft hij voor dat het soms wat boerse menuet eraan vastgeplakt moet worden. De finale bestaat uit een ingenieus gecomponeerde fuga met vier thema’s. Haydn maakt de luisteraar extra nieuwsgierig door het overgrote deel geheimzinnig en zacht te laten spelen. Pas tegen het eind mogen de strijkers even uitpakken.

Grillige fragmenten

Hoe anders van karakter is nummer 3 in g kl. Het openingsdeel is grillig en behoorlijk fragmentarisch. Over het algemeen is het treurig van karakter maar er zijn ook uitstapjes naar het groteske. Haydn verandert vaak van gedachte en stopt geregeld midden in een muzikale zin. Een dergelijke kronkelkoers komen we ook vaak tegen in het oeuvre van Carl Philipp Emanuel Bach, door Haydn verafgood. Het menuet is minstens even troosteloos als het eerste deel. Het middendeeltje, het trio, brengt wat verfijnde ontspanning voordat het menuet weer terugkomt en eindigt in het niets. Het diepzinnige langzame deel is een fantasie over een hartstochtelijke melodie. Elke keer dat die melodie terugkomt zorgt Haydn ervoor dat er nieuwe klankkleuren ontstaan. In de finale combineert Haydn treurnis met gejaagdheid. Net als in het openingsdeel springt Haydn hier ook weer geregeld van de hak op de tak.

 

Wiegend
Nummer 4, in D gr, is waarschijnlijk het populairste kwartet uit de reeks. Hoor je het vredig wiegende openingsthema dan heb je geen idee dat je ook nog getrakteerd gaat worden op muziek met een heel ander karakter. Want plotseling stuift de primarius er virtuoos flitsend vandoor. Begeleid door vier felle akkoorden van de andere strijkers. En in de rest van dit deel verweeft Haydn geraffineerd deze twee tegenstrijdige stemmingen. Sereen en opwindend. In het meditatieve, licht treurige variatiedeel dat volgt kunnen we horen dat de gelijkwaardigheid van de vier strijkers voor Haydn echt een issue is. Want de tweede viool mag in de eerste variatie de melodie spelen en in de variatie daarna draait hij de rollen helemaal om. De cello heeft de melodie, terwijl de altviool de basnoten speelt. Boven het menuet staat ‘alla zingarese’, ‘op zijn zigeuners’.

Omdat het Esterhazypaleis, waar Haydn meestal werkte, zo ver van alles ligt – Wenen op 80 km, betekende 2 dagen reizen – heeft Haydn een keer gezegd dat hij wel origineel moest worden, gewoon omdat hij weinig muziek van anderen hoorde. En vanwege die eenzame ligging kwam er ook zelden of nooit een kennis op bezoek. Wie er wel geregeld voorbijkwamen waren rondtrekkende zigeuners. Haydn was dermate gefascineerd door hun ritmisch vrije en geïmproviseerde manier van muziek maken dat hij allerlei stukken schreef met een zigeunersaus. En dit menuet is er zo een. Door alle tegendraadse accenten is het een assertiviteitstest voor de strijkers. En je ziet Haydn bijna grinniken om mensen die hierop proberen te dansen en over hun eigen voeten struikelen. In het tussenstukje – het trio – mag de cello weer soleren. Die uitbundige zigeunersfeer werkt ook nog even door in de sprankelende finale. In de volgende nieuwsbrief zijn nummers 5 en 6 aan de beurt.