Thema | Concertzender | Klassiek, Jazz, Wereld en meer
Search for:
spinner

Thema

za 13 jun 2009 13:00 uur

Oorgetuige #8: Het symbolisme. ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’, onze serie over Russische muziek van de twintigste eeuw. De symbolisten van de Zilveren Eeuw lieten zich inspireren door Duitse idealistische filosofen en perifere denkers als theosofe Helena Blavatsky. Allen gingen ervan uit dat de zintuigelijke wereld slechts schijn is en dat daarachter de grote waarheid schuilgaat, de metafysische eenheid, god. Kunst had een speciale rol bij het “opgaan in de sferen”.

‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’ #8.
Russische muziek van de twintigste eeuw, deel 8: Het symbolisme. De symbolisten van de Zilveren Eeuw lieten zich inspireren door Duitse idealistische filosofen zoals Schopenhauer en Hegel. Maar ook door perifere denkers als theosofe Helena Blavatsky. Allen gingen ervan uit dat de zintuigelijke wereld slechts schijn is en dat daarachter de grote waarheid schuilgaat, de metafysische eenheid, god.
Kunst had een speciale rol bij het “opgaan in de sferen”. Vasili Kandinski sprak over objectloosheid, een “accelleratie naar abstractie”. Aangezien poëzie en muziek de minst materiële kunsten waren, zei schrijver Andrej Bely: “Hoe meer een kunstvorm streeft naar muziek, des te dichter nadert ze de ultieme revelatie.” Daarnaar werd ook gestreefd in ‘muzikale’ schilderijen, zoals Kandinski’s beroemde ‘Fuga’ van 1914.
‘Alles ter nagedachtenis aan jou’.
Deze dichtregel van Aleksandr Poesjkin uit 1825 gaf dichteres Anna Achmátova als motto mee aan haar Noordelijke Elegieën, een gedichtencyclus die ze schreef in een van de zwartste perioden van haar land en haar leven, tussen 1940 en 1955. We zitten daarmee ineens in het hart van Rusland in de twintigste eeuw, in de Sovjet-Unie tijdens de Grote Vaderlandse Oorlog; en met deze twee grote Russische dichters proberen we ook de ziel van Rusland te naderen. Want, zoals Aleksandr Herzen zei na lezing van Gogols Dode Zielen: “De Russische ziel had in potentie veel te bieden.”
Russische muziek van de twintigste eeuw, deel 8: Het symbolisme.
Een veelzijdige symbolistische kunstenaar was Mikalójus Konstantínas Čiurlionis, op 22 september 1875 geboren in Varena, Litouwen. Ciurlionis was een ‘synestheet’ die zocht naar simultane ervaringen van kleur en klank en daarom niet alleen componeerde, maar ook ‘zichtbare muziek’ schilderde. Ciurlionis heeft de basis gelegd voor de nationale muziekcultuur in Litouwen. Dat vindt pianist Vitautas Landsbergis, de eerste president van het onafhankelijke Litouwen na de desintegratie van de Sovjet-Unie. Ciurlionis’ muziek laat ook duidelijk de kanteling horen van de negentiende naar de twintigste eeuw.
Van huis uit de zoon van een organist, ontving Ciurlionis zijn muzikale scholing op de muziekschool van het orkest van prins Oginski en daarna aan de conservatoria van Warschau en, van 1901 tot 1902, in Leipzig. Als componist vestigde hij zijn naam met een  paar orkestwerken.
In Leipzig raakte Ciurlionis niet alleen diep onder de indruk door de concerten met het Thomaskoor in het Gewandhaus, hij maakte ook kennis met Tolstoj, Dostojevski, Nietzsche en Schopenhauer. Zijn werk onderging een filosofisch-theosofische kanteling. Dat is goed te horen in zijn pianomuziek, die modernistisch en constructivistisch werd.
Op reizen naar Rusland werd Ciurlionis’ belangstelling gewekt voor de nationale cultuur en politiek van Litouwen. Hij verhuisde in 1907 naar Vilnius, leerde Litouws van zijn latere vrouw Sofija Kymantaite en dirigeerde de Vilniaus Kankles, het eerste professionele koor in het land. Als schilder deed hij mee aan de Eerste Litouwse Kunstexpositie. Zijn visualisaties van muziek vonden veel bijval en werden gekocht door onder meer Igor Stravinski.
In 1908 stond muziek van Ciurlionis op het programma van de Soirees van Eigentijdse Muziek in Sint-Petersburg, samen met werken van Medtner en Skrjabin. Lang kon hij hier niet van genieten.
Na terugkomst van een van zijn bezoeken aan zijn geboortestad raakte hij in een ernstige depressie en werd opgenomen in een sanatorium bij Warschau. Hier liep hij een longontstekening op waaraan hij op 10 april 1911 op 35-jarige leeftijd overleed.
“Zelfs een lauw stukje muziek had al meer warmte dan een gloeiend gedicht.” Dat concludeert de Amerikaanse musicoloog Richard Tarushkin uit het feit dat Andrej Bely in zijn opstel Over Theürgie (1903), de magische bezwering van geesten, een “onnozel, onrijp en poeslief” stukje muziek van Nikolaj Medtner, “de Rachmaninov voor simpele zielen”, als voorbeeld nam voor zijn paradigma.
Medtner componeerde tussen 1905 en 1928 een hele reeks pianominiaturen. De sprookjes, skazka’s, van opus 20 componeerde hij in hetzelfde jaar als Rachmaninov zijn Derde pianoconcert, Stravinski de Vuurvogel en Skrjabin zijn Poème de feu.
Ook de schrijver en latere Nobelprijswinnaar Boris Pasternak was een synestheet. Als zoon van een concertpianiste en een kunstschilder groeide hij op met muziek. In de zomer van 1903 huurde de familie een kleine datsja in het bos. “Als de Pasternaks arriveren, ‘spat het zonlicht uiteen op de bomen’ en de kleine Boris rent met zijn jongere broertje Aleksandr het bos in,” aldus pianist Polo de Haas. “Daar wordt Boris als door de bliksem getroffen door de muziek die hij uit de naburige villa hoort komen. Het is Skrjabin die aan de piano het Poème divin aan het componeren is.”
Pasternak besloot meteen, ter plekke componist te worden; zijn verering van Skrjabin was mateloos. “Als ik hem zie, verbleek ik, en zodra ik verbleek bezorgt me dat een kleur als vuur.”
Pasternak kreeg vanaf zijn dertiende compositieles van Joeli Engel en iedereen was ervan overtuigd dat hij componist zou worden. Maar in 1909 besloot hij radicaal te stoppen met muziek, een beslissing waarover hij zijn hele leven bleef twijfelen. Slechts drie pianowerken van Pasternak zijn volledig bewaard gebleven. Ze zijn op de plaat gezet door Polo de Haas.
Het werk dat de kleine Pasternak hoorde uit de naburige datsja in de bossen was Skrjabins Derde symfonie, Le Divin Poème. Criticus Leonid Sabanejev, een welingelicht orakel van de componist, citeerde in 1925 een andere leerling van Sergej Tanejev, die over Le Divin Poème zei: “Je moet dit werk horen zoals Skrjabin het zelf op piano speelt. Die indruk is onvergetelijk; het klinkt veel beter dan met een orkest.” Dat geluid, dat in de bossen rond Pasternaks datsja klonk, is helaas niet terug te halen. Een van Skrjabins laatste werken, de Vijf Preludes opus 74 uit 1914, waren op hun beurt inspiratie voor een componist die, anders dan Pasternak, wel verder ging; volgens de autoriteiten zelfs veel te ver. Dat was Nikolaj Roslavets, die met zijn muziek van het symbolisme de overstap zou maken naar het modernisme.
Mikalojus Konstantinas Ciurlionis (1875-1911).
1. Nocturne in fis,
2. Impromptu in fis, opus 4 (1900).
Vytautas Landsbergis, piano.

EMI Classics 7243 5 66791 2 2

3. Miske (‘In het woud’), symfonisch gedicht (1900).
Slovaaks Filharmonisch Orkest o.l.v. Juozas Domarkas.

Marco Polo 8.223323
4. Zeven variaties op het thema Sefaa Esec, VL 258 (1904).
Vytautas Landsbergis, piano.

EMI Classics 7243 5 66791 2 2
5. BesACAs, variaties voor piano, opus 18 (1904-05).
6. Vier preludes opus 31 (1908). Nikolaus Lahusen, piano.
Celestial Harmonies 13184
Nikolaj Karlovitsj Medtner (1880-1951).
7. Skazka (Sprookje) in b opus 20 nr. 1.
Nikolaj Demidenko, piano.
Hyperion CDA6663
Boris Leonidovitsj Pasternak (1890-1960).

8. Pianosonate in b.
Polo de Haas, piano.
Erasmus WVH 091 
Aleksandr Nikolajevitsj Skrjabin (1872-1915).
9. Cinq Préludes opus 74 (1914).
Roger Woordward, piano.

Etcetera KTC 1126  
Nikolaj Andrejevitsj Roslavets (1881-1944).
10. Cinq Préludes (1922).
Jean-Pierre Armengaud, piano.

Nuova Era 7263


Samenstelling:
close
Om deze functionaliteit te gebruiken moet u zijn. Heeft u nog geen account, registreer dan hier.

Maak een account aan

Wachtwoord vergeten?

Heeft u nog geen account? Registreer dan hier.

Pas het wachtwoord aan