Search for:
spinner

Bloedige Zondag 1905

za 18 apr 2009

Deel 4 van ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’ in Oorgetuige, ons programma over Russische muziek van de twintigste eeuw door Arthur Olof.
Boris Koestodjev, Intocht (1905), waterverf en inkt, tekening voor satirisch tijdschrift Zjoepel (De Boeman)
Op zondag 9 januari 1905 trok een vreedzame menigte naar het Winterpaleis, waar hun leider Vader Gápon een Nederig en Loyaal Smeekschrift aan tsaar Nikolaas II zou overhandigen. Hierin werd gevraagd om sociale hervormingen waar het land al zo lang naar snakte. De optocht had meer weg van een religieuze processie dan een protestdemonstratie. Maar de cavalerie voerde charges uit met de blote sabel en de infanterie opende het vuur. Er vielen zo’n 200 doden en 800 gewonden. De schrijver Maksim Gorki, die ooggetuige was, schreef: “En zo, mijn vriend, is de Russische Revolutie begonnen. Alleen bloed kan de kleur van de geschiedenis veranderen.”
In het hele land braken proteststakingen en opstanden uit, het leger moest 2700 keer worden ingezet; ook tegen de eigen Zwartezeevloot bij de muiterij op het slagschip ‘Potjómkin’. Lenin en andere revolutionaire leiders in ballingschap zagen een beslissende beweging richting de revolutie die hun voor ogen stond, maar wachtten nog af. Kunstenaars en de intelligentsia kozen voor een bevlogen engagement of wendden zich juist verbitterd af. De tsaar kwam met hervormingen, maar het was te weinig en te laat.
Sergej Djágilev presenteerde in het Taurisch paleis (de latere zetel van de Doema en de Petrograd Sovjet) een expositie van achttiende-eeuwse portretten, toen de kunsten nog aansluiting hadden bij Europa, als “een grandioze selectie uit een briljante periode van onze geschiedenis, die helaas ten einde loopt […] in de naam van een nieuwe, onaangetaste cultuur, die door ons wordt gecreëerd, maar die ons ook zal wegvagen”.
Componist Dmitri Sjostakóvitsj zou pas het volgende jaar geboren worden. Ruim een halve eeuw later, in 1957, zou hij zijn Elfde symfonie wijden aan deze gebeurtenissen, en dit werk behoort tot de grootste monumenten voor 1905. En niet alleen daarvoor, want zojuist hadden Russische troepen de Hongaarse Opstand neergeslagen. De meest ‘Moessorgskiaanse’ van Sjostakovitsj’ symfonieën, zoals hij het zelf noemde, klonk eerst op 30 oktober in Moskou, ter viering van de veertigste verjaardag van de Oktoberrevolutie, en drie dagen later in Leningrad onder Jevgeni Mravinski. Muziek blijft voor velerlei uitleg vatbaar, omdat ze nergens naar verwijst.
Bloedige Zondag 1905 en de daaropvolgende Februarirevolutie hadden ingrijpende gevolgen, ook voor het leven van een aantal componisten. Igor Stravinski was rechtenstudent geworden onder druk van zijn vader, die aanvoerder was van de bassen bij het koor van het Marinski Theater. Toen de universiteit sloot vanwege de ongeregeldheden kon hij zich volledig aan de muziek gaan wijden; hij werd een privéleerling van Nikolaj Rimski-Korsakov, die ook meer tijd aan zichzelf kreeg. Aleksandr Glazoenov volgde hem in 1905 namelijk op als directeur van het Petersburgse Conservatorium omdat Rimski de laan uit was gestuurd nadat hij de zijde had gekozen van opstandige studenten. Zijn werk werd zelfs verboden.
Skrjabin zat op dit moment in West-Europa en Rachmaninov stond op het punt vanuit het Moskouse Bolsjoj naar Dresden te vertrekken. Sergej Prokofjev was in 1904 naar Petersburg verhuisd nadat hij het gevoel had gekregen van zijn Moskouse compositiedocent Rejngold Glière niet veel meer op te kunnen steken. Op zijn twaalfde voltooide hij al een opera naar Poesjkin, Feest tijdens de Pest; zijn officiële opus 1 was zijn eerste pianosonate. Aangemoedigd door Glazoenov meldde Prokofjev zich nu in Petersburg bij het conservatorium. In zijn klas werd de tien jaar oudere Nikolaj Mjaskovski, die ook net compositieles was begonnen bij Ljadov en Rimski-Korsakov, een van zijn beste vrienden.
‘Alles ter nagedachtenis aan jou’
Deze dichtregel van Aleksandr Poesjkin uit 1825 gaf dichteres Anna Achmátova als motto mee aan haar Noordelijke Elegieën, een gedichtencyclus die ze schreef in een van de zwartste perioden van haar land en haar leven, tussen 1940 en 1955. We zitten daarmee ineens in het hart van Rusland in de twintigste eeuw, in de Sovjet-Unie tijdens de Grote Vaderlandse Oorlog; en met deze twee grote Russische dichters proberen we ook de ziel van Rusland te naderen. Want, zoals Aleksandr Herzen zei na lezing van Gogols Dode Zielen: “De Russische ziel had in potentie veel te bieden.”
Oorgetuige, zaterdag 18 april 13.00 – 14.30, ‘Alles ter nagedachtenis aan jou…’ Deel 4: Bloedige Zondag 1905
Herhaling zaterdag 25 april 16.00 – 17.30 uur