Bach had na Das Wohltemperierte Klavier nog inspiratie voor een tweede boek. En Geoffrey Madge heeft de energie om het allemaal te spelen.
De twee boeken van Das Wohltemperierte Klavier duren ettelijke uren om uit te voeren. Hoewel veel pianisten de stukken al van kinds af aan op hun repertoire hebben, vergt het een behoorlijke voorbereiding om alles te kunnen spelen en dan ook nog overal de juiste expressie te vinden. Maar Geoffrey Madge neemt de uitdaging aan.
Het tweede boek stamt uit de jaren 1740-42, uit de laatste tien jaar van Bachs leven. Bach had intussen een behoorlijke reputatie opgebouwd als klavierman, zowel componerend als uitvoerend, en had diverse van zijn stukken laten uitgeven. Zijn muzikale smaak was geëvolueerd, maar niet radicaal veranderd. Het recept blijft hetzelfde als in boek I: na een prelude, die elke denkbare vorm kan hebben, volgt een redelijk strenge fuga. Wel zijn de stukken nu vaak iets langer. Ook heeft Bach een nieuw klavecimbel, waardoor zowel aan de bovenkant als de onderkant het bereik is uitgebreid. Vaak probeert Bach nadrukkelijk om elk stuk wezenlijk anders te maken dan het corresponderende stuk in dezelfde toonsoort. Waar boek I eindigde met een lange, moeizame fuga met een zwaar chromatisch thema, sluit Bach het tweede boek dansant en luchtig af.