Genres: Piano | Romantiek
Componisten/uitvoerenden: Franz Liszt | György Ligeti
Opnametechniek: Kees Bijl
Veel pianisten doen niets liever dan Liszt spelen. Het is warmbloedige, baanbrekende, geniale muziek en iedereen kan horen dat je een fabelachtige techniek hebt.
Franz Liszt was misschien wel dé componist van de negentiende eeuw. Als wonderkind werd hij voorgesteld aan Beethoven, als oude man maakte hij kennis met Debussy. Zijn muziek is in hoge mate negentiende-eeuws: literair geïnspireerd, vol met nationale folklore, strooiend met hoogst persoonlijke emoties en niet als laatste: een viering van virtuositeit. De luisteraar mag best weten dat Liszt, door een combinatie van uitzonderlijk talent en een jarenlange oefening, een fabelachtige techniek heeft ontwikkeld.
In dit recital niet minder dan drie van Liszts Hongaarse rapsodieën, waarin hij de csardas verkent en voorziet van talloze virtuoze maar smaakvol gekozen loopjes. De kunst is niet alleen om die loopjes er technisch onder te krijgen, maar ook om ze ‘gemakkelijk’ te laten klinken – om te zorgen dat ze het muzikale betoog niet onderbreken maar juist versterken.
Iets dergelijks geldt voor Liszts concertetudes. De ‘Eroica’-etude is deel van de beruchte serie Transcendente etudes, waarin Liszt steeds weer een nieuwe technische moeilijkheid centraal stelt die de pianist moet overwinnen. Maar eerst en vooral zijn deze etudes muziek, voordrachtstukken.
In de Fantasie over Weinen, klagen sorgen, zagen gaat Liszt nog wat verder. Liszt pakt hier de chromatisch dalende bas uit een cantate van Bach (BWV 12) en voorziet dit barokke baslijntje van negentiende-eeuwse toplagen: steeds buitenissiger, steeds moderner, steeds moeilijker.
In Années de pèlegrinage pakt Liszt het anders aan. We horen minder van de jonge Liszt als vrouwen versierende showman en al wat meer van de oude Liszt als religieus gerichte eenling. De stukken in deze bundels zijn vaak opvallend gemakkelijk en diep devoot. Eén constante blijft: Liszt is en blijft een hartstochtelijk lezer. Veel van de miniaturen uit deze bundel zijn genoemd naar sonnetten van de middeleeuwse Italiaanse dichter Petrarca.
Als toegift krijgen we een vroeg werk van György Ligeti. Deze Hongaarse componist werd een van de grote helden van de avant-garde, maar heeft veel aan Liszt te danken. In dit stukje (overigens ook bekend in een versie voor blaaskwintet, als deel van de Zes bagatellen) gebruikt de componist slechts vier tonen. Maar wat hij daar allemaal uit weet te halen…