Iedereen kent wel iets uit de Dreigroschenoper van Brecht en Weill. Maar hebt u de hele opera al eens gehoord?
Bertolt Brecht had één ideaal: het socialisme. Als de revolutie komt, en die komt er, wordt alles beter. Dat ideaal vinden we nu achterhaald en simplistisch. De manier waarop hij het bracht, dat was echter wat anders. Als je de ellende van het kapitalisme rechttoe-rechtaan in het theater toont, schuiven mensen dat wel weer terzijde zodra ze de schouwburg uitstappen, meende Brecht. Hoe zorg je ervoor dat mensen écht gaan nadenken?
Daarvoor schiep Brecht het vervreemdingseffect. Door volstrekt irreële en onsympathieke types op te voeren, heeft het publiek niet de neiging om zich ermee te identificeren maar zien ze het toneelstuk als een soort kijkspel. Ook in de Dreigroschenoper zien we dit effect aan het werk. De hoofdrolspelers zijn pooiers en hoeren. De hoeren laten zich schijnbaar rustig uitbuiten en de pooiers worden rijk over de rug van de vrouwen en over elkaars rug – ook met moorden komen ze rustig weg. Op het eerste gezicht lijkt dit niet bevorderlijk voor het socialisme: de onderklasse wordt als het grootst mogelijke tuig afgeschilderd! Maar dan blijkt het over het systeem te gaan. De ware daders zijn niet de rijken of de sterkeren in de samenleving, maar de samenleving zelf, die het aanmoedigt om over elkaars rug rijk te worden.
Kurt Weill zorgde voor passende muziek bij dit toneelwerk. Geen traditionele opera, maar zeker ook geen keiharde avant-gardemuziek. Het is bijna populaire muziek, maar er klopt toch iets niet. Ook de muziek is hier aan alle kanten vervreemd. Brecht en Weill noemden hun werk de ‘Driestuiveropera’ – een verwijzing naar goedkope romannetjes van Courts Mahler, of naar misdaadromans – en spraken van een ‘Songspiel’, waarmee ze toespeelden op het Singspiel. Dat was in de achttiende een ‘lagere’ vorm van opera, maar werd vooral door Mozart een kunstvorm op zich. Op dezelfde manier hoopten de makers nu met direct behapbare, maar uitdagende muziek een nieuw soort kunstwerk te maken, dat er bij het volk in zou gaan en datzelfde volk ook nog aan het denken zou zetten.