Genres: Classicisme | Piano
Componist: Ludwig van Beethoven
Opnametechniek: Wijnand de Groot
32 pianosonates schreef Beethoven, jeugdwerk niet meegeteld. Allemaal zijn ze goed, maar niet allemaal zijn ze even bekend.
De sonates opus 13 (“Pathétique”) en opus 111 flankeren zijn oeuvre. Dit zijn beslist twee van zijn bekendste sonates. Allebei de sonates staan in c-klein, traditioneel een toonsoort die staat voor pijn, duisternis en (inderdaad) pathos. De stukken stralen dat ook uit: een langzame inleiding met grote gebaren, een hemelbestormend eerste deel met een weerbarstige, weinig zingbare melodie. Het is vooral het vervolg dat verschilt. In de Pathétique pakt Beethoven het nog klassiek aan: na een moment van troost in het middendeel breekt in het laatste deel de ellende weer open. In opus 111 gaat het heel anders. Deze sonate heeft maar twee delen. Het tweede deel begint als een simpele “arietta”, die op ingewikkelde manieren ritmisch gevarieerd wordt tot je een soort boogiewoogie avant la lettre krijgt en eindigt in een raadselachtig slot vol lang aangehouden trillers. Beethovens afscheid van de pianosonate kon niet subliemer.
De Sonate in Fis opus 78 is van een heel andere aard. Dit vriendelijke stuk met over het algemeen direct bevredigende melodielijnen is nooit zo beroemd geworden, maar veel mensen kennen het ongetwijfeld van de pianoles. Dat dit stuk net zo goed de moeite waard is om op een recital te spelen, staat echter als een paal boven water.
Ook de Sonate in A opus 101 is wat minder bekend dan haar zusjes. Misschien komt het door de “on-Beethoveniaanse” aard van de muziek: al meteen aan het begin denk je dat je naar Schumann zit te luisteren. Deze vreemde eend in de bijt is echter een langjarige favoriet bij pianisten. Wie vaak een recital bezoekt, zal dit werk dan ook echt wel kennen.