Genres: Barok | Koormuziek
Componist: Johann Sebastian Bach
Opnametechniek: Ruud van Nooijen
Bach roomser dan de paus? Voor de muziek doet hij alles.
Het is niet overdreven als we Bach de koning van de lutheraanse muziek noemen. ‘Keizer’ kan ook nog wel. Hij wist de traditie, tweehonderd jaar eerder door Luther zelf begonnen en in de zeventiende eeuw tot bloei gekomen, eindeloos uit te bouwen. Met een hart voor het verleden leende hij bij de moderne opera, bij het concert en bij alles wat het orgelspel in alle hoeken van Europa te bieden had – en met een absolute meesterhand wist hij alles tot één eigen stijl samen te smelten.
En niet als laatste: Bach geloofde van a tot z wat hij toonzette. Dat blijkt wel uit talrijke brieven, uit persoonlijke aantekeningen in zijn eigen bijbel, en uit diepgaand onderzoek naar de manier waarop hij juist dit woord van die muziek voorzag.
Waarom schrijft zo’n overtuigd orthodox lutheraan dan juist een katholieke mis? Het hele antwoord weten we niet, maar stukjes en brokjes onderzoek en een gedegen kennis van de toenmalige omstandigheden helpen ons een idee te geven.
Om te beginnen schreef Bach eerst alleen het Kyrie en het Gloria. Die twee delen hadden de lutheranen nooit helemaal afgeschaft. Zelfs de Latijnse taal was geen onoverkomelijk bezwaar. Bach schreef de delen in 1733 ter ere van de kroning van Friedrich August II tot keurvorst van Saksen. Hij hoopte ooit nog in dienst te treden aan het Saksische hof, wat hem tot zijn frustratie nooit is gelukt.
Maar die andere delen dan? Wat was daarvoor de aanleiding? Misschien was het wel gewoon de wens om cycli af te maken. Op latere leeftijd vertoonde Bach steeds meer de neiging om de wereld afgesloten meesterwerken na te laten. De Clavierübungen, het tweede boek van het Wohltemperierte Klavier, Das musikalische Opfer, Die Kunst der Fuge… We kunnen ons levendig voorstellen dat Bach ook wel zijn complete visie op de mis wilde uitschrijven.
Tegelijk merken we dat Bachs godsdienstige fanatisme wat afnam. We moeten ons hoeden voor al te zware conclusies, maar de consensus is toch wel dat hij tegen het einde van zijn leven iets minder enthousiast het orthodoxe geloof uitdroeg. Een man van de Verlichting zou hij nooit worden, maar misschien ging zijn interesse voor de katholieke kerkmuziek zwaarder wegen dan de trouw aan zijn overtuiging.
Hoe dan ook, Bach was er precies op tijd bij om deze weergaloze mis af te maken. In 1749, een jaar voor zijn dood, legde hij er de laatste hand aan. De mis werd een staalkaart van alle technieken die Bach maar tot zijn beschikking had: aria’s, ensembles, heel veel ambitieuze fuga’s en een weergaloze passacaglia in het Crucifixus. Voor een deel gebruikte Bach parodieën (recycling van eerder gecomponeerd materiaal), maar altijd wist hij precies de juiste muziek op het juiste moment onder de juiste tekst te zetten. Zelfs de Matthäus Passion verbleekt bij de extreme rijkdom aan muziek die Bach in deze katholieke eredienst heeft gestopt.
Wie de hele Hohe Messe uitvoert, levert op zich al een behoorlijke prestatie. Het Eindhovens Vocaal Ensemble zorgt echter nog voor een toegift, die aparte toelichting behoeft. Het Hosanna, dat twee keer klinkt, is een parodie op een deel van de wereldlijke cantate Preise dein Glücke, gesegnetes Sachsen (BWV 215). Vast niet toevallig, want Bach had die cantate in 1734 geschreven voor diezelfde Friedrich August aan wie Bach een jaar eerder het Kyrie en Gloria opdroeg.
Echter: dit deel was ook weer een ‘cover’. Musicologen denken dat het een bewerking is van de verloren cantate Es lebe der König, der Vater im Lande (BWV Anh. 11), geschreven voor de voorganger Friedrich August I. Met deze goed onderbouwde aanname kunnen we de cantate vrij gemakkelijk reconstrueren; deze reconstructie voert het Ensemble hier als toegift uit.