Ook het ijzeren repertoire is voor iedereen een keertje nieuw. En dan speel je het met des te meer verve.
We boffen toch maar met het Nationaal Jeugdorkest. Al jaren is het een goed geolied bastion van jong talent, waarin tieners al vroeg leren om niet alleen instrumentenbespeler maar ook musicus te zijn. De kwaliteit is meestal heel behoorlijk, terwijl de prijzen laag zijn.
In dit concert horen we het Orkest van de Negentiende eeuw, een dochteronderneming van het NJO. We gaan terug naar het prille begin van die eeuw, met werken uit het smeedijzeren repertoire. Drie werken uit de vroege middenperiode van Beethoven om precies te zijn: de ouverture Coriolane, het Vierde Pianoconcert en de Eroica-Symfonie.
U kent deze werken vermoedelijk allang (of op zijn minst twee van de drie). Dan zult u ook niet gauw gechoqueerd zijn door de zoveelste nieuwe uitvoering. Maar voor dit orkest is de muziek nieuw, of bijna nieuw. Ze hebben het misschien nooit gehoord en waarschijnlijk nooit gespeeld. Stel je toch voor dat je op je zestiende Beethovens Eroica ontdekt door erin mee te spelen! Dan ben je toch wel geprivilegieerd. Je maakt kennis met een van de invloedrijkste werken die ooit geschreven zijn en je leert meteen de structuur ervan waarderen op een manier zoals de concertganger dat nooit zou kunnen. Dat moet dan toch wel afstralen op de uitvoering….
PS: ook na raadpleging van het oorspronkelijke programmaboekje blijft onduidelijk wie nu de solist was in het pianoconcert.