Max Reger was begin twintigste eeuw een van de modernste componisten. Zeker in zijn orgelwerken zocht hij de grenzen van het tonale op. Maar rond 1910 begon hij daarop terug te komen.
In zijn kamermuziek is Reger niet zo radicaal als op het orgel, maar ook daar zie je een ontwikkeling. Reger is diepgaand door Brahms beïnvloed, maar probeert diens stijl wel te moderniseren. Chromatiek à la Wagner en polyfonie van het type terug-naar-Bach zorgen voor een drukke, verzadigde stijl. In zijn kamermuziek blijft Reger echter altijd lyrisch.
De Sonate opus 107, geschreven in 1909, dateert van het moment dat Reger in de orgelmuziek zijn extreemste werken schreef. Hier dient zich al een nieuwe stijl aan: minder chromatisch en verzadigd, weer wat toegankelijker. Oorspronkelijk is deze sonate voor klarinet en piano, maar net als Brahms stond Reger het toe dat men dit werk op altviool speelt. Geen onlogische keuze: de altviool heeft een vergelijkbaar bereik en een vergelijkbaar donker geluid.