Ook dit hoort bij November Music: elektronische experimenten door twee ongeleide projectielen.
Ook nu nog is het onduidelijk of de avant-gardemuziek gaat overleven, en zo ja in welke vorm. Heel veel pingelaars van muzakachtige meditatiemuziek hebben de brutaliteit zichzelf ‘neoklassiek’ te noemen; het zou zomaar kunnen dat nieuwe generaties muziekhistorici dat gaan slikken. Aan de andere kant heb je de harde geluidsjongens, die alles bij elkaar experimenteren. Keyboards van alle soorten, laptops, mengpanelen, vervormers, elektrische gitaarhalzen – het wordt allemaal rücksichtslos aan elkaar gekoppeld om er de vreemdste geluiden uit te halen. Deze musici lezen vaak geen noten – en dat hoeft ook niet echt meer in het tijdperk van elektronische muziek. Het kan ook dat de Nieuwe Muziek daarheen gaat.
In elk geval zul je concerten met experimentele muziekingenieurs voorlopig nog wel tegenkomen op festivals als Gaudeamus en November Music. Verstrooide professors, die op zolder hun muziekjes in elkaar zetten en ons ermee omver blazen. En nog heel vaak zul je features zien: twee elektronische kluizenaars, die normaal geen ander gezelschap verdragen dan hun kat(ten), komen tot grootste dingen als ze elkaar opzoeken, elkaars geluiden horen en elkaar naar hartenlust sonisch bewerken.
Ook hier horen we zo’n feature. Irmin Schmidt is toetsenman, hij bespeelt de piano en diverse synthesizers. Jono Podmore alias Kump is echt een hardcore bliepjesman: hij bespeelt de theremin en haalt de rest van zijn geluidswereld uit de computer, het mengpaneel en andere apparaten. En wij? Wij hoeven het niet te snappen. Wij hoeven niet te weten wat de heren precies uit het kluwen van draden halen. Wij ondergaan het gewoon.