Componisten/uitvoerenden: Béla Bartók | Johannes Brahms | Witold Lutoslawski
Opnametechniek: Kees Bijl
Voor de zoveelste keer levert ‘ons’ conservatorium een proeve van bekwaamheid.
Op een conservatorium leer je serieus muziek maken. Je moet een geweldige techniek hebben, je persoonlijkheid van nature in de muziek kunnen leggen, en heel veel verschillende stijlen kunnen ‘snappen’. Met alleen het ijzeren romantische repertoire in je vingers kom je er niet, ook twintigste-eeuwse muziek moet je beheersen.
Hoe goed de Nederlandse conservatoria zijn, hebben we vaak genoeg op band kunnen vastleggen. Vooral in Amsterdam (onze oude standplaats) en Utrecht (onze huidige standplaats) hebben we vaak conservatoriumconcerten opgenomen. Deze keer was een groot deel van de Utrechtse burgerij ook present: het concert werd niet op het Conservatorium gegeven, maar in Vredenburg.
Het programma ziet eruit zoals een orkestconcert eruit hoort te zien: een kort orkestwerk, een concertant werk en een lang orkestwerk. De pit zit ‘m in de keuze: twee van de drie werken komen uit de twintigste eeuw. We beginnen met de Danssuite Sz 77 uit 1923 van Béla Bartók, waarin de componist Hongaarse, Roemeense en zelfs Arabische dansmelodieën in de aloude vorm van de suite giet. Daarna horen we Chain II van Witold Lutosławski.
De Poolse componist hield zich aan het eind van zijn leven intensief bezig met de concertante vorm, die hij vóór zijn zeventigste praktisch onberoerd had gelaten. In deze compositie wisselen ad libitum-delen en delen met een strakke maatvoering elkaar in dialoog af.
De symfonie op het programma is wel weer een klassieker. Het is de derde van Brahms, een stuk dat elke regelmatige concertganger bekend in de oren zal klinken. Een stuk waarin de componist zich van zijn zonnigste kant toont, ondanks pogingen van akkoorden en tegendraadse ritmes om de pret te bederven.