Beethovens werk laat zich vrij gemakkelijk in drie fases verdelen. In alle drie de fases heeft Beethoven cellosonates gecomponeerd.
De cellosonate was nog een zeldzaam genre toen Beethoven er in 1796 twee componeerde. Omdat hij echter in Berlijn was, waar hij de cellospelende koning Frederik Willem II ontmoette (die eerder al de opdracht had gegeven tot Mozarts Pruisische strijkkwartetten). Zijn derde sonate kwam veel later, in 1808, rond de tijd dat Beethoven zijn Vijfde en Zesde symfonie en nog veel meer overbekend geworden muziek schreef. Zijn laatste twee cellosonates stammen uit 1815. Beethoven was intussen volledig doof en zwaar geplaagd door allerhande problemen. Een hele tijd was er amper iets uit zijn handen gekomen. Met de twee late sonates begon zijn late periode, waarin de componist onder meer zijn Negende symfonie, zijn laatste pianosonates en zijn laatste strijkkwartetten schreef. De twee cellosonates braken de ban.
In dit concert werden alle vijf zijn sonates voor cello en piano gespeeld. Twee moesten we er helaas afkeuren. Blijven over: zijn tweede, vierde en vijfde sonate.