Componisten: Brian Ferneyhough | James Wood | Salvatore Sciarrino
Opnametechniek: Wijnand de Groot
Na 1970 liep het wel zo’n beetje af met de avant-garde. Voortaan moest muziek weer begrijpelijk zijn. Maar niet alle componisten gingen daarin mee.
In de jaren vijftig en zestig moest muziek per se vernieuwend en compromisloos zijn. Muziek die niet compleet met het verleden brak, was de moeite niet waard. Na 1970 begon men daar anders over te denken. De urgentie om zich af te zetten tegen oudere muziek was verdwenen, en bovendien: wat viel er nog te vernieuwen nu alles al geprobeerd was? Dus herstelden componisten basale dingen als melodie, metrische puls en het symfonieorkest. ‘Mooi’ was geen vies woord meer.
Toch waren er jonge componisten die hier niet van gediend waren. De Duitser Helmut Lachenmann bijvoorbeeld. En de Brit Brian Ferneyhough. In zijn land werd nog altijd veel tonaal gecomponeerd en was niet Stockhausen maar Britten de grote held. Logisch daarom dat hij wél de aandrang voelde eens goed met het verleden te breken. Het lijkt of hij de avant-garde van het vasteland overneemt en er nog een schepje bovenop doet. Chromatische reeksen worden kwarttoonreeksen, het ritme wordt eindeloos onderverdeeld in complexe onderverdelingen en elke noot wordt voorzien van aanwijzingen over luidheid, speelwijze, articulatie enz. Geen twee noten zijn hetzelfde. Voor de luisteraar is het extreem hard werken en dat is niet aan iedereen besteed. Niettemin hoor je er altijd na een paar keer wel enige lijn in. De eindeloze subtiliteiten rond individuele tonen zijn dan de details, die je de eerste keer niet allemaal hoort maar die zich aan je openbaren naarmate je de muziek vaker tot je neemt.
Naast Ferneyhough horen we hier nog twee van zijn geestverwanten. Zijn landgenoot James Wood en de Italiaan Salvatore Sciarrino halen bij lange zijn niveau van complexiteit niet, maar tonen net zo goed een onverzettelijkheid en trouw aan de waarden van de avant-garde.