Het Combattimento Consort Amsterdam stort zich op een van de invloedrijkste collecties ooit.
De hele zeventiende eeuw was – achteraf gesproken – een zoektocht naar de juiste vorm in de muziek. Zeventiende-eeuwse muziek klinkt in onze oren primitief, maar ook avontuurlijk: componisten zijn nog volop aan het experimenteren.
Maar dan, aan het eind van de eeuw, ontstaat er in Rome een muziek die in onze oren ‘af’ klinkt. Bij Arcangelo Corelli (1653-1713) komt alles samen: het orkest van alleen strijkers, waarin de violen (en niet de altviolen) domineren, de vierdelige concertvorm, het muzikale idioom met de sequensen die de muziek een dwingende richting geven… Eerst gaat Italië om, dan de rest van Europa. Ja, dit is het! Dit is de muziek waar we de hele eeuw op hebben gewacht!
In de jaren 1680 schrijft Corelli een twaalftal concerti grossi. De vijftig jaren na hun verschijnen worden ze eindeloos gekopieerd en nagevolgd. Nog in 1714, een jaar na zijn dood, worden de werken gedrukt als opus 6. Het is niet overdreven om te zeggen dat hier de achttiende eeuw is ontstaan (op muziekgebied dan).
In dit concert waagt het Combattimento Consort Amsterdam zich aan bijna alle concerti grossi. Tien van de twaalf werken passeren de revue, waaronder het vermaarde Kerstconcert. Een lange zit, maar maakt dat wat uit? Ook nu nog staan ze twaalf concerten fier overeind, en van dit eeuwig vitale idioom krijg je niet gauw te veel.