FOM 2003: Aeolus (Das Pariser Tanzbuch)
3 september 2003, Dekenkapel, Pieterskerk, Utrecht
Ook eerbiedwaardige renaissancecomponisten hadden een springerige kant.
In de vijftiende en zestiende eeuw gebeurde er iets bijzonders. Voor het eerst en voor het laatst maakten de Nederlanders de dienst uit in de muziek. Nou ja, de Vlamingen en Noord-Fransen dan. Vijf generaties lang kwamen alle vernieuwingen, alle wisselende modes, alle nieuwe genres, nieuwe klankwerelden en zelfs nieuwe regels daarvandaan. De rest van de (westerse) wereld had maar te volgen en deed dat ook gedwee. Zelfs in Italië kwamen massaal Vlaamse meesters werken om de nieuwste mode naar de plaatselijke hoven en kerken te brengen.
Adriaan Willaert hoort bij de Vierde Nederlandse School, die in de eerste helft van de zestiende eeuw actief was. De erfenis van de grote Josquin, die de Derde School had gedomineerd, werd bij deze componisten verder verfijnd en geperfectioneerd. In hartverscheurend mooie motetten en missen kwam dit ideaal tot klinken. Echter: een componist komt ook weleens buiten de kerk. En ook daarbuiten heeft hij oren aan zijn hoofd. Zo kennen we van Willaert ook wereldlijke muziek. Franse chansons en bewerkingen daarvan, maar ook dansen. Op de schalmei, de bazuin, de blokfluit. Eigenlijk ook met percussie, maar, zo laat het ensemble weten: de percussionist was kort voor het concert ziek geworden…