Genre: Classicisme
Componist: Wolfgang Amadeus Mozart
Opnametechniek: Sabrina ter Horst
Nog een paar evergreens uit de schatkist van Mozarts kamermuziek.
Het is Mozartfestival in Zeist. In zijn 250e geboortejaar heeft de beroemdste componist aller tijden de eer een heel festival te vullen.
Waar we in het eerste concert al onthaald werden op het Hobokwartet, het Pianokwintet en het Klarinetkwintet, komen we nu opnieuw drie geliefde werken tegen. Ze zijn iets minder uniek dan de werken uit dat eerste optreden, maar dat zegt alleen maar iets over het ongehoorde niveau dat die stukken haalden.
Het pianotrio was een van de typische genres van de klassieke stijl. Eigenlijk was het de commerciële tegenhanger van het professionele strijkkwartet: muziek die door amateurs gespeeld kon worden en gekocht moest worden. De piano gaf het muzikale gebeuren aan, de viool speelde de muzikale hoofdlijnen mee en de cello versterkte alleen de bas. Zodoende kon je zo’n stuk desnoods alleen of met z’n tweeën spelen – een extra reden voor een amateur om die stukken te kopen.
Maar dat is Mozarts eer te na. Goed, hij houdt wel rekening met de conventies en de wensen van het publiek. Maar in zijn rijpe jaren krijgt de viool echt wel meer te spelen dan de hoofdzaak van de melodie. Het wordt steeds meer een volwaardige melodische partner van de piano. Zelfs de cello krijgt steeds vaker een eigen melodielijntje. Mozarts Pianotrio in Bes hoort tot zijn bekendste en meest gespeelde werken in dit genre.
Zoals we in het vorige concert konden horen schreef Mozart een hobokwartet en een klarinetkwintet. Ook voor hoorn en strijkers heeft hij iets geschreven. Het Hoornkwintet in Es gaat misschien niet zo diep als zijn zusters, maar het heeft één heel bijzondere eigenschap. De begeleiding bestaat uit één viool, twee altviolen en een cello. Een alt meer en een viool minder dan je zou verwachten. Het geeft het geheel een donkere klank.
Mozart was sowieso wel gecharmeerd van de altviool, die hij ook zelf bespeelde. Misschien was het zijn Salzburgse erfenis, want in Salzburg werd het strijkkwintet uitgevonden, met één altviool meer dan het strijkkwintet. Mozarts zes werken in dit genre behoren tot de top, en het Kwintet in G is een van de meest ambitieuze werken die hij erin schreef.
De toegift bestaat uit het laatste deel van Ein musikalischer Spaß. Dit eigenaardige werk is een niet zo subtiele satire op onbeholpen compositie en amateuristisch muzikantendom. Het werk staat vol van de fouten en de onhandig afgewerkte ideeën. Het laatste deel wil een fuga zijn, maar als de componist er zogenaamd niet uitkomt maakt hij er maar een ongecompliceerd allegro van. De muziek is gebaseerd op oefenwerk van zijn leerling Thomas Attwood. Die zal heus nog weleens een foutje gemaakt hebben. Maar de knetterende polytonale dissonant waarmee het stuk eindigt zal toch echt wel van Mozart zelf komen…